Share This Article
Mijn vierjarige zoon werd keer op keer geduwd door een jongetje met een groen t-shirt in de speeltuin. Wat doe je op zo’n moment? De één zal er op af stormen. De ander vindt dat de kleine man het zelf moet oplossen, ‘dat moet hij later ook, wen er maar aan’. En ik? Ik weet dus niet wat ik moet doen. Help ik hem als ik me er mee bemoei? Of heeft hij er meer aan als hij zelf bepaalt wanneer het genoeg voor hem is?
Het doet me realiseren hoe kwetsbaar hij is. Vaak zo groot met wijze woorden of een grote mond, maar stiekem nog zo klein. Ik wil een lief muurtje bouwen om hem te beschermen voor alles wat pijn kan doen of naar kan voelen. Ik wil naar huis, hem meenemen. Zijn pyjamaatje aantrekken en samen in het grote bed kruipen. De meest veilige plek die ooit zal bestaan.
Op dit moment is overigens de meest onveilige plek toch wel de zwemles waar hij sinds kort op zit. Hartstikke leuk natuurlijk, maar wat een immense beproeving als ouder om je kereltje keer op keer te zien ondergaan, proestend, omdat hij ‘gewoon maar eens moet proberen op zijn rug te drijven’. Bij les 2. Ik wil dat zwembad in, hem eruit tillen, tegen de juf zeggen dat er duidelijk een draadje los zit bij d’r. Zwemmen kun je ook over tien jaar leren.
Ik vraag me af of mijn gedachten vreemd zijn. Ik doe al die psychologische loslaatdingen keurig. Soms alleen met pijn in mijn hart. Hij hoeft niet klein te blijven, als hij maar veilig is. Ik kijk er naar uit dat hij een grote stoere vent is, die een beetje moet bukken om zijn mams een kroel te geven. Ervan uitgaande dat hij daar dan nog zo nu en dan zin in heeft. Voelt hij dan minder kwetsbaar? Ik wacht rustig af, en ik hoop het van harte.
Hij is blij als het weer zwemlesdag is en rent opgetogen het bad binnen. Na twaalf keer proestend koppie onder vertelt hij tegen iedereen dat het keileuk is. En het jongetje in het groene t-shirt in de speeltuin? Naar eigen zeggen was dat zijn vriend.
Dus kwetsbaar? Misschien ik.