Zomaar een zaterdagmiddag in februari. De meerderheid voelt zich niet lekker en ik grijp mijn moment. Op mijn tenen loop ik naar boven om mijn boek uit te lezen in bed. Niet veel later hoor ik getrippel. Ik heb mijn ogen dicht, omdat mijn boek uitlezen enkel een smoes aan mijzelf was om een dutje te doen.
Bijna geluidloos kruipt hij bij me. Maar hij - vijf en een half jaar, vol vitaliteit en lust voor conversatie - draait en woelt totdat hij het echt niet langer volhoudt.
Genomineerd voor de Liebster Award! Welke jurk ga ik aan doen? Hoewel. Ik denk dat ik lekker in joggingbroek blijf.
Kan best, want deze Award is virtueel. Kleine bloggers onthullen 11 feiten en beantwoorden 11 vragen. Daarna nomineren we de volgende blogger.
Nou, Helma Schrijft, I'm in!
Exact 11 onthullende feiten over mij:
- Ik ben een alleseter, er is één ding dat ik uit alle macht ontwijk: champignons. Niet om de smaak, maar om de structuur. Bleegh!
- Ooit ben ik halverwege een proefles aerobics weggestuurd. De juf was vastberaden dat dát het niet ging worden voor mij.
Iemand zei me laatst dat ik woorden op een weegschaal leg. Wat een compliment! Ik was vereerd.
Woorden zijn het helemaal. Dat weet ook Paulien Cornelisse. Over een simpel woord als ‘zitten’ kunnen wij dagen nadenken (waarom gebruiken wij dit woord in zoveel variaties?). ‘Integendeel’, wat zeggen mensen dat vaak verkeerd (“Goh, lekker, is dat balsamico azijn?” “Nee, integendeel, dit is rode wijnazijn.”). Men weet toch dat ‘in tegendeel’ alleen voor diametrale tegenstellingen kan worden gebruikt?
Ik stel me zo voor dat Paulien en ik een leuke dag zouden kunnen hebben. We zouden een dagkaart kopen van de NS. In de trein kun je altijd het beste gesprekken afluisteren, en dus bijzondere woorden en taalconstructies spotten. Of je het nu wilt of niet.
Paulien zou wijzen naar een man die zijn collega van de schadeafdeling bij De Goudse verzekeringen in de trein tegenkomt (“Hun zeggen dat ik te weinig mutaties per dag doe”). Terwijl iedereen weet dat ‘hun’ nooit het onderwerp van een zin kan zijn, maar alleen een meewerkend voorwerp of een bezittelijk voornaamwoord. En wij zouden achter onze handen lachen, tot Gouda.
Ik moest iets heel moeilijks doen. Ik moest mijn zoon iets vertellen waarvan ik wist dat het hem verdriet zou doen. Ik was nog zenuwachtiger dan toen ik voor een sollicitatiecommissie een schuifdeur naar voren probeerde open te klappen. Ik stond al voor het raam in de keuken toen hij op z’n fiets kwam aanrijden. Nietsvermoedend, kwebbelend tegen de moeder van zijn vriendje, waar hij een boterham mocht eten uit school.
Hij vraagt of hij nog buiten mag spelen. Meestal juich ik dat toe, maar nu vraag ik hem zijn fiets te parkeren en even binnen te komen. Zeg maar dankjewel tegen z’n moeder en kom even bij mama zitten. Met een boos gezicht ploft hij naast me neer. Zelf vermoedt hij dat ik hem eens goed terecht ga wijzen voor het vele boeren laten. Waar hij en z’n broertje wedstrijden van maken en die hij altijd wint.
Wat doe ik mezelf weer aan! Al op dag één van mijn sapkuur zwicht ik bijna. De hele dag gaat het goed, totdat ik ga koken voor de anderen. Spaghetti.... mmm ik hou van spaghetti. Echt lekker, dat gekruide gehakt. Zal ik een stukje uit de pan eten? Weet je wat? Ik doe overdag sap en 's avonds eet ik gewoon. Ah nee, zo zwak wil ik niet zijn. Ik wilde dit, dus nu moet ik doorzetten. Maar ja, is dat kuren nu echt zo goed voor je? Eigenlijk niet hè? Ik kan beter gewoon gezond eten en gezonde sapjes erbij. Nee! Zwakkeling!