Share This Article
Ik was stuk van verdriet vorige week en schrijven lukte niet.
Ik had kunnen schrijven over thuiskomen na vakantie. Over hoe ik op de ochtend van vertrek van vakantie altijd zo’n haast heb. Dat het de enige dag in het jaar is dat ik zonder morren uit mijn bed spring (lees ook: van avondmens naar ochtendmens). Dat ik direct begin ik met ruimen. Hoe ik ontbijt oversla en de rest van het gezin nog op het randje van het bed zit om de slaapjes uit de ogen te halen. Hoe ik eerst alle was verzamel. Hup hup hup. En alles wat nog schoon is in een andere tas. “Mam, waar is mijn…”. “Helaas schat, die heb je thuis weer!”
Ik had ook kunnen schrijven over die domper meteen na de vakantie. Dat Tom zijn eerste logeerpartijtje ooit had, bij ons thuis. Maar dat het bruut werd afgebroken vanwege… * trommelgeroffel *… verkoudheidsklachten. Tja, de definitie van ziek is momenteel ietwat uit het verband gerukt.
Geen koorts gelukkig. Maar hoofdpijn en ellendig gevoel. Zuster mama heeft goed voor hem gezorgd.
Door diezelfde verkoudheidsklachten, die oversprongen op mijn vriend, konden wij niet naar onze geplande camping. We zouden nog 3 dagen in de Ardennen op een heel leuk plekje verblijven waar je aan de rivier zat en kon kanoën en kip kon roosteren. Maar dat werd thuisblijven en de uitslag van de coronatest afwachten. Die gelukkig negatief bleek.
Daarna hebben we een paar ongelofelijk fijne dagen gehad; tijdens de ongeplande mini-thuisvakantie. Wat was het heerlijk om eens thuis niets te hoeven en elke dag te kijken waar we zin in hadden. Het zag er zo uit:
En die laatste dag, die zondag voor de scholen weer begonnen, was er één met een gouden randje. Nee met een regenboog eromheen en daarna nog 3 gouden randjes. Zo’n dag waarop we eigenlijk veel hadden gepland want-het-is-de-laatste-vakantiedag-dus-het-moet. En uiteindelijk had niemand echt zin om weg te gaan.
Ik had zin om de kamers van de jongens gezellig te maken dus ik had die week al planken gekocht om het nog wat meer aan te kleden. Mijn vriend had rugpijn en kon niet boren, dus ik ben het zelf gaan doen. LOL! Dat ik boven bezig was inspireerde blijkbaar de jongens, want die gingen heerlijk rommelen in hun kamers (tegelijkertijd alles opruimend).
Daarna hadden ze zin om buiten een hut te bouwen. Dus met gereedschap uit de schuur zijn ze aan het werk geslagen. Kaplaarzen aan, vieze knieën, heerlijk. Na een paar uur hobbelden ze naar binnen waar ze mij de spelletjes- en knutselkast zagen opruimen. En alles was ze zagen liggen prikkelden de oogjes. Dus dat werd een poos knutselen aan tafel, met kaarsen aan en hapjes erbij.
Na het eten nog heel even verder met de hut. En toen kwam de schoolweek dichterbij. Nog niet weten hoe het is, is blijkbaar minder spannend dan wel weten dat het niet leuk is. Want op dit moment ging het nog wel met Tom.
En dit is waarom ik stuk ging van verdriet en niet kon schrijven vorige week. Maandagochtend stapte hij met een gespannen, maar vrolijke nieuwsgierigheid binnen op zijn nieuwe school, maar kwam met rode ogen weer naar buiten ‘s middags.
Met de dag werd het erger: huilen om naar binnen te gaan, angsten in de avond voor het slapen. Tegen de tijd dat het donderdag was werd ik om 11 uur ‘s ochtends gebeld om hem op te komen halen. Vrijdag is hij wel weer geweest, met dikke tranen.
Ik was het even vergeten, maar weet weer waarom ik het liefst een muurtje om mijn kindjes heen bouw.