Share This Article
Dit weekend was ik – geheel vrijwillig – in een museum. Niets voor mij. Ik houd niet zo van kunst. Ik houd niet zo van mensen die doen alsof alles mooi is, alleen omdat het daar hangt. Nu ook weer, er hing er een groot wit, plat ding. Met allemaal andere witte, platte dingen erop geplakt. In één hoekje had de kunstenaar er met een Hema-passer een cirkel op getekend. De meneer die er naast stond maakte er foto’s van. Dan ik. Ik loop een museum in drieënhalve minuut in zijn geheel door. Heb ik alles gezien!
Maar, ik houd wel van dagjes uit. Ik vind eigenlijk dat ik als dertiger kunst moet toelaten in mijn leven. Ik vind dat ik mijn leven moet verrijken. En er is één ding wat ik redelijk kan waarderen: gestipte schilderijen. Redelijk waarderen houdt in dat ik wel eens op internet naar bekende stippelaars als Monet of Van Gogh heb gekeken.
Wat ik beter weet te waarderen is poëzie. En dit weekend sloeg ik twee vliegen in één klap. Ik kon genieten van het bekijken van stippen en strepen, onder het genot van een Podcast met poëzie. Wat ik nóg meer apprecieer is: mensen kijken. Ik ben van plan vaker musea te bezoeken want mensen kijken in een museum is het summum van mensen kijken.
En toen zat hij daar. Ik noem hem Carel. Niet te verwarren met Karel. Carel zat op het middelste bankje in de laatste ruimte. Het bankje waar ik mijn laatste gedicht diende te beluisteren. Nog samen met mijn zus giechelend van het voorlaatste gedicht van Nico Dijkshoorn: “Spaans recept”, nam ik plaats op het bankje naast hem.
Spaanse aardappel:
Koop een aardappel
Bak hem
Denk ondertussen aan Spanje
Carel bewoog niet. Hij staarde ononderbroken naar één schilderij. Geheel gekleed in sjiek zwart, grijze onstuimige haren. Echt zo iemand die vaak in dit museum komt. Dus waarom dan nog zo lang kijken, vroeg ik me af. Zijn ononderbroken staar maakte dat je langs die kant van de bankjes niet durfde te lopen. Alsof je net voor iemand langs loopt die een foto wil maken. Dan duik je ook opzij: “sorry hoor”. Carel ergerde zich aan ons. Met ons gefluister waren we te luidruchtig. Je zag dat doordat hij nét deed of hij ons niet zag.
Het schilderij waar hij naar keek was “caféterras bij nacht”, een overbekende van Van Gogh. Ik doorkruiste Carel zijn zicht en kwam dichterbij . Sensationeel. Geen stippels, maar impressionisme, heb ik me laten vertellen door Google. Een openbaring. Prachtig kleurgebruik, een verademing, want van de meeste schilderijen word je spontaan neerslachtig. Opeens ben ik er aan toe om kunst in mijn leven toe te laten. Ik ben toe aan dat rijker leven!
De 10 x 15 kaart van dit schilderij uit het museumwinkeltje hangt dan ook fraai op mijn prikbord. Rijker leven? Check! Zo, is dat ook weer gedaan.